Vroeger ruilde men natura, maar al gauw werden er andere methoden bedacht om goederen van eigenaar te laten verwisselen.
Hieruit is de kringloop van geld ontstaan zoals we die nu kennen.
Bij deze kringloop is een aantal partijen betrokken. Natuurlijk allereerst
de bedrijven en de gezinnen, welke samen de
twee sectoren economie vormen.
Hierbij kan ook de overheid betrokken worden, waardoor een
drie sectoren economie ontstaat.
Natuurlijk handelen
landen ook met elkaar, waardoor ook import en export een rol spelen. Dit wordt
vier sectoren economie genoemd.
Nu eerst zoals gezegd de economie met enkel gezinnen en bedrijven: de twee
sectoren economie.
Wanneer je in de kringloop alleen de bedrijven en de gezinnen betrekt, heet het de twee sectoren economie. Er is een aantal geldstromen te onderscheiden:
![]() |
C | = | Consumeren |
Y | = | Nationaal inkomen | |
I | = | Investeringen | |
S | = | Sparen |
De totale set van vergelijkingen ziet er bij dit model als volgt uit:
C = cY + C0
I = I0
EV = C + I
Y = EV (EV = effectieve vraag)
Deze laatste vergelijking is de evenwichtsstelling: wanneer het
nationaal inkomen (Y)
gelijk is aan dat wat men wil besteden, is er een economisch evenwicht.
Als je de ligging van dit economisch evenwicht (de evenwichtsstand) in een twee sectorenmodel uit gaat rekenen, kun je dit doen zoals hieronder aan de linker kant beschreven. Rechts staat een getallenvoorbeeld met c = 0,75, C0 = 25 en I0 = 40.
Y = EV en EV = C + I, dus Y = C + I | |
C = cY + C0 en I = I0, dus Y = cY + C0 + I0 |
C = 0,75 + 25 en I = 40, dus Y = 0,75Y + 25 + 40 |
cY haal je naar de andere kant (aan allebei de kanten cY eraf trekken) |
|
Y - cY = cY + C0 + I0 - cY | Y - 0,75Y = 0,75Y + 25 + 40 - 0.75Y |
(1-c) x Y = C0 + I0 | (1-0,75)Y = 25 + 40 |
Y = (C0 + I0) : (1-c) | Y = (25 + 40) : (1 - 0,75) = 260 |
Dit model van de kringloop kun je uitbreiden met de overheid.
Wanneer de overheid erbij komt, verandert er niet zo veel. Er komen maar twee geldstromen bij:
![]() |
C | = | Consumeren |
Y | = | Nationaal inkomen | |
I | = | Investeringen | |
S | = | Sparen | |
B | = | Belastingen | |
O | = | Overheidsbestedingen |
Als je de evenwichtsstand van een drie sectoren economie uit gaat rekenen,
gaat dit bijna hetzelfde als bij de twee sectoren economie. Je hebt alleen
drie vergelijkingen extra om rekening mee te houden. Hiermee komt het totale lijstje van vergelijkingen op het volgende:
C = cYb + C0
I = I0
S = I
Yb = Y - B
B = bY
O = O0
EV = C + I + O
Y = EV
Rechts staat een getallenvoorbeeld met C = 0,75Yb + 25, I = 40, O = 30 en B = 0,2Y
Y = EV en EV = C + I + O, dus Y = C + I + O | |
Y = cYb + C0 + I0 + O | Y = 0,75Yb + 25 + 40 + 30 |
Yb = Y - B = Y - bY = (1-b) x Y, dus:
Y = c x (1 - b) x Y + C0 + I0 + O |
Yb = Y - 0,2Y = (1 - 0,2)Y = 0,8Y, dus:
Y = 0,75 x 0,8 x Y + 25 + 40 + 30 |
c x (1 - b) x Y naar de andere kant halen | |
(1 - c x (1 - b)) x Y = C0 + I0 + O | (1 - 0,75 x 0,8) x Y = 25 + 40 + 30 |
Y = (C0 + I0 + O) : (1 - c x (1 - b)) | Y = (25 + 30 + 40) : (1 - 0,75 x 0,8) = 237,5 |
Nu is het land alleen nog wel erg geïsoleerd van de rest van de wereld. Daarom kan het model ook nog uitgebreid worden met het onderdeel buitenland. Dan ziet het model er als volgt uit:
![]() |
C | = | Consumeren |
Y | = | Nationaal inkomen | |
I | = | Investeringen | |
S | = | Sparen | |
B | = | Belastingen | |
O | = | Overheidsbestedingen | |
M | = | Import | |
E | = | Export |
Let er trouwens even op dat het hier om geldstromen gaat, niet om goederenstromen. De pijlen van import en export lijken verkeerd om te staan, maar dat staan ze niet.
Het berekenen van de evenwichtsstand voor de vier sectoren economie wordt hier
niet behandeld, maar dit gaat op dezelfde manier als bij de twee en drie
sectoren economie. Je moet weer de (juiste) formules in elkaar invullen.
Het totaal aan formules voor de viersectoren economie ziet er als volgt uit:
C = cYb + C0
I = I0
Yb = Y - B
B = bY
O = O0
E = E0
M = mY
EV = C + I + O + E - M
Y = EV